Valkruid of wolverlei - Arnica montana--
Composietenfamilie - Asteraceae |
Drachtplant, bijenplant, vlinderplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: juni-juli |
Bloem: bloem oranjegeel, bloeiwijze alleenstaand; bloeistengels kort behaard en meestal niet vertakt |
Blad: stengelbladeren lijnvormige tot langwerpige en tegenoverstaand |
Vrucht: nootje |
Overige: rozetplant, rozetbladeren ca. eirond, stengel klierachtig behaard |
Hoogte: 0,3-0,5 m |
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: vochtige tot vochthoudende, voedselarme, zwak zure, zandige en lemige bodems; in grazige vegetaties, grazige heide, spoorbermen (nog?), militaire oefenterreinen, terreinen van waterleidingbedrijven; zon. |
Verspreiding in Nederland: zeldzaam in Drenthe, Gelderland, Overijssel, en Waddendistrict. Kwam tussen 1970 en 1990 het meest (en talrijk) in spoorbermen voor; is daar nu zeer zeldzaam med. Van dev Ploeg). |
Toepassing: kan in tuinen worden aangeplant; is in de jaren negentig ook met "succes" op waterleiding bedrijven in Drenthe uitgezaaid. |
Beheer: buiten natuurreservaten in grazige vegetaties eenmaal per jaar, bij een lage grasproductie eenmaal in de twee jaar en in struikheide eenmaal in de drie tot vijf jaar maaien. Het maaien moet steeds kort na de zaadval, augustus-september, plaatsvinden. In sterk vergraste vegetaties in maart op enige meters afstand van de rozetten kleinschalig (1-4m2) plaggen; houtopslag verwijderen. Wettelijk beschermd. Werd vroeger door plaggen en branden in standgehouden. |
Wilde solitaire bijen |
|
Matte bandgroefbij |
Lasioglossum leucozonium |
|
|
Tronkenbij |
Heriades truncorum |
|
|
Tuinbladsnijder |
Megachile centcularis |
|
|
|
|
|
|
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 1. |
|
Plaat en hoofdje Arnica montana -(plaat: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora) |
|
|
Platen valkruid - Arnica montana - (bron links: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz; rechts: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm) |
|
|
Arnica montana op een heischral stukje grasland. In een spoorberm (ca. 1983). Op dese plek kwam ook heidekartelplad voor. Op andere plekken onder meer welriekende nachtorchis. |
|
|
Arnica montana langs bosrand op een spoorwegterrein (ca. 1985) |
|
|
Arnica montana langs het spoor (Tynaarlo 1987) |
|
|
Arnica montana langs het spoor tussen 1960 en 1995 |
In het begin van de vorige eeuw was valkruid nog een veel voorkomende soort in Gelderland en , Overijssel, Utrecht en Drenthe). Door ontginning en verdere intensivering van de landbouw is valkruid in ieder geval na 1950 een zeldzame tot zeer zeldzame soort geworden. Ook door het veranderende beheer op heidevelden liep deze soort sterk terug. Zeer opvallend was dat in ieder geval tussen 1960 en 1980 valkruid talrijk tot massaal in spoorbermen voor kwam. Spoorbermen stonden niet onder directe invloed van de landbouw en de meeste spoorbermen werden zeer geregeld, vaak jaarlijks afgebrand, wat gunstig is voor de vestiging en ontwikkeling van valkruid.
Rond 1985 staakte de NS het branden als beheervorm. Al voor 1980 werden brede spoorbermen waar valkruid massaal voorkwam als landbouwgrond gebruikt. Dit was onder meer het geval tussen Maarsbergen en Veenendaal (mond. med. Maas Jansen), vermoedelijk eisten op veel plaatsen ook volkstuinen hun tol. Voor 1970 massaal op de noordelijk talud van de spoorweg ingraving ten oosten van station Ede (Med. prof.P. Zonderwijk). Talrijk langs de de spoorlijn Winterswijk-Zutphen (med. verschillende floristen).
Tussen Joppe en Eefde kwamen op 2 plekken van ca 100 m. lang Arnica talrijk voor. Dat gold ook voor de spoorlijn Hoogeveen-Assen. In Noord Brabant waren de laatste restanten van deze plant/vegetaties nog te vinden tussen lijn Heeze en Maarheeze. (eigen waarnemingen)
Na 1980 en vooral na 1985 liep valkruid langs spoorwegterreinen snel terug. Dit was niet alleen en gevolg van het staken van het branden, maar ook door werkzaamheden langs het spoor. Daarbij werd meestal geen rekening gehouden met de vegetatie. Plekken met grote aantallen valkruid werden geklepeld en bij renovaties werd er geen of nauwelijks rekening gehouden met deze zeldzame en zeer bedreigde soort. Bij Tynaarlo kon valkruid zich door speciaal bermbeheer tot in ieder geval 1995 handhaven. Gelukkige bijkomstigheid is dat valkruid buiten de spoorbermen weer iets is toegenomen. |
|
|
|
|
Wolverlei in een kruidentuin |
|
|
Honingbij |
|
|
Tuinbladsnijder (m) |
|
|
|
|
Tronkenbij |
|
|
Matte bandgroefbij |
|
|